Het leven zoals het is. Cabildo, Chili.

Een erg typisch hedendaags Chileens stadje is Cabildo, een eindje ten noorden van Santiago. Smal, bochtig asfalt opgesloten tussen groene muren van fruitgaarden en advocadobomen met aan weerszijden daarboven droge, hete heuvels. Uitwaaierende bebouwingslinten met kruideniers, kaarspopulieren, bushaltes, af en toe een dikke eucalyptus en hoger, op de kale bruine helling in de genadeloze zon, witbeige nieuwbouwwijken met straatnamen van dode generaals, ministers en dichters. Het stadspleintje is fris met veel activiteit in de straten eromheen. Maar zware vrachtwagens, stoffige rode pickups en stampende geluiden vanachter hoge hekkens verraden nog een andere activiteit. De stadsbebouwing blijkt vervlochten met de installaties en terreinen van een ertsmijn van koper, kobalt of een ander klaterend metaal. Achter het stadspark doemt een lange kunstmatige helling met een onfris groengrijze kleur op. Ze wordt voordurend besproeid om het stof vast te houden en s nachts ook verlicht.

De mensen vertellen ons dat ze best wel weten dat het mijnstof ongezond is en dat het tekort aan schoon water steeds dreigender wordt. Maar sinds mensenheugenis levert La Mina werk en welvaart, dus wat doe je eraan. De laatste tijd is het eldorado wel weer verschoven naar de stad Antofagasta, in het noorden van Chili. Mijnwerkers van Cabildo verhuizen ook effectief naar daar, het leven is er onbetaalbaar duur, maar de lonen zijn erg hoog…

Kati y Fredi, Katy en Frederic dus, woonden hier ooit langere tijd. We zoeken hun vroegere huis op, waarbij blijkt dat de mensen zich zelden op huisnummers verlaten. Ze vragen naar de naam van de familie en zeggen je dan haarfijn waar iedere gezinslid werkt en geven ook nog mee waar ze zich op dit moment van de dag waarschijnlijk bevinden. Een groentenhandelaar weet bijvoorbeeld bij het zien van de naam van Katy’s vroegere buurman, dat we even bij het bankkantoor moeten langslopen. We worden hartelijk ontvangen door de buurvrouw en haar kleinzoons. Ze had ons overigens al opgemerkt aan het stadsplein, naar Chileense normen zijn Marie en Lena zo goed als blondharig en dus redelijk exotisch. Tinne had ook al complimenten over haar figuur gekregen van de stadsparkconciergevrouw. Over hun eigen kwaliteiten durven de Chilenen nogal klagen (“Wij vrouwen van hier zijn klein en lelijk. Er valt hier niet veel te verdienen. De mensen hebben hier niet veel geld.” Maar vaak voegen ze er wel nog een klein zinnetje aan toe: “In onze buurlanden is het wel nog wat erger.”). We vallen onaangekondigd binnen, maar toch krijgen we midden op de dag een smakelijke maaltijd voorgeschoteld van de vriendelijke dame. Bij het afscheid schenkt ze ons een miniatuurmijnwagonnetje als souvenier.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s