Onze inheemse gids voor dit park is te herkennen aan zijn houten scepter met kleurige linten. Mensen met een functie in de indigena gemeenschap dragen hier geen uniform of insigne, maar wel zo’n staf (bara of baton in het Spaans) in de hand. We zijn nog plaatsen in Zuid-Amerika tegengekomen, waar de staatsparkwachters het beheer van een nationaal park delen met de inheemse bevolking. Dat is een moeilijke evenwichtsoefening in wederzijds respect en aftasten van bevoegdheden. We voelen duidelijk dat hier in Puracé een conflict sluimert, maar het heeft geen effect op ons bezoek. We ontmoeten zowel vriendelijke indigenas als echt toffe officiële parkwachters bij het afgelegen staatsbezoekerscentrum.
Het park heeft machtig mooie attractiepunten, vooral in de páramo, de lage struikvegetatie op de kletsnatte Andeshoogtes die de Puna vegetatie vervangt vanaf noord-Peru tot aan de Caribische kust in Colombia. Heel opmerkelijk zijn de velden met Frallejones, die wat weg hebben van de bloemen van Klein Hoefblad, maar dan tot een meter hoog. Net als in Ecuador tekenen zich vulkanen af aan de soms eventjes opklarende horizon. Hier is dat eerder een rij van kraters, waarvan de grootste de Puracé, door het slechte weer onbereikbaar voor ons gezelschap.
Onze gids is onder de indruk van onze positieve energie (zeg maar hoerenchance). We bezoeken de warme zwavelbronnen van San Juan onder een stralend helder blauwe hemel. Het is verwonderlijk want hoog in de páramo laat de zon zich zelden zien. Hier geen termales om in te zwemmen maar wel vrijwel ongerepte natuurpracht om sprakeloos naar te kijken: de kolkende putjes, de eenden in het hemelsblauwe, stroperige water dat in kleine stroompjes samenvloeit tot een stevige beek tussen de rotsen met mostapijten.
De gids koopt in het dorp vlees. Onder aan een enorme uitstekende rots gaat het verse vlees in een emmer in de struiken. Een andere emmer wordt op de top van de rots geopend en verspreidt een misselijk makende lucht. Het grauw uitgeslagen gerotte vlees lokt na een kwartiertje wachten een groepje zwarte gieren. We wachten geduldig af tot de condors de gieren hebben gespot en ook naar de rots zullen komen om een stukje mee te pikken. Van ver spotten we aan de overkant van de vallei een vrouwtje in een boom. Tientallen jaren geleden zijn nabij het dorp Puracé twee vrouwtjes en een mannetje condor uitgezet. Er was en is veel overtuigingskracht nodig om de boeren uit de omgeving respect te doen hebben voor de condors. Er is allerlei bijgeloof over door hen gestolen vee en zelfs baby’s, anderzijds weten de mensen dat deze vogels keizers zijn, waar mensen uit verre, verre landen naar komen kijken. Spijtig genoeg is het in tientallen jaren niet gelukt om jongen op te voeden. De eieren van deze Condors komen nooit uit. Maar Condors kunnen tot 60 jaar worden, dus er is nog hoop.
De witte kraag is zo opvallend dat je hem met het blote oog vanop honderden meters kunt onderscheiden. We schrikken ons rot als de condors boven ons hoofd komen aanvliegen. Het is een mooi spektakel, het mannetje en een vrouwtje vechten om een stuk, de opmerkelijk kleine zwarte gieren huppelen achter de enorme condors aan en hopen wat restjes te kunnen meepikken. Een condor neemt een stuk mee in de lucht maar laat het boven ons vallen waarbij restjes rottend vlees rondspatten.
Alles was mooi die dag, maar de páramo was het mooiste. Hier leven de bergtapir en de gebrilde beer een verborgen en doornat bestaan. We kamperen bij het logement van de inheemse comunidad. Een hele groep mensen staan weer te kijken naar onze daktent, waaronder een jongen die werkt in een centrum voor mentaal gehandicapten en er enthousiast over vertelt.