Cowboys
Via mevrouw Pirker komen we dus bij buurman José terecht. Nog meer Western zou moeilijk zijn. Johans nagelnieuwe machete wordt geslepen. De oude pick up truck heeft de kleur van de rode aarde van deze provincie Misiones. Alles is in massieve houten planken, zelfs de vloer van de douche.
De kids gaan paarden zoeken en natuurlijk ook berijden. Marie is in haar nopjes en alle kids genieten mee. Een tochtje naar de plaatselijke waterval met gastvrouw Laura en haar zoontje Fernando geeft ook zicht op een merkwaardig ambacht hier: in een soort stookhut met een pers wordt uit citrusschillen essentiële olie getrokken.
Het vuur onder het afdak bij José wordt met klein hout gestookt tot drie grote blokken vlam vatten en de grote disco erop staat te pruttelen met kippenvlees.
We eten bij de gastheer en gastvrouw in de grote leefruimte, een mix van onze campingstoelen en tafels, hun Quilmes caféstoelen, een lcd televisie en een motorzaaghouten bed.
Bij het open vuur blijkt José een fijn en geestig verteller, zeker na een paar glaasjes caipirina. Hij heeft zijn eigen plannen met een camping wat verderop, verwacht met Laura een tweede kindje en beschrijft de zeden en gewoonten van deze kant van Misiones. Enkele decennia geleden was hier een kleine invasie van Brazilianen en de taal is dan ook eerder portuñol dan español.
De volgende dag is het een komen en gaan van buren, broer, handelsreizigers en geïnteresseerden om de chacra te kopen. Bij vertrek betalen wij in dollars, want in Paraguay aanvaarden ze geen Pesos, en José wil daar een zadel gaan kopen.
De rest van de Ruta 2 is prachtig: een scenic drive door la selva, het woud. We zoeken de camino 21, maar belanden uiteindelijk toch aan het eindpunt van de Ruta 2, de toegangspoort van het provinciale park Saltos de Monoca. Deze waterval ligt over drie kilometer lengte midden in de rivier Rio Uruguay. Maar de Argentijnse kant is de hoogste, en het water staat ook erg hoog, dus we verzaken aan de toeristische verplichtingen en maken rechtsomkeer. We vinden de 21, een echte houthakkerstrack. Hier rijden de houtvrachtwagens, maar het is weekend en we komen geen levende ziel meer tegen de volgende 60 km. We zijn nu op zoek naar de doorsteek naar de camino 15. Maar we vinden hem gewoon niet en slaan in de berm van de weg ons kamp op.
De kinderen spelen het spel dat past bij deze bosweg tussen twee muren van struikgewas: Schipper mag ik… De melkweg boven onze bosweg is opnieuw overweldigend, met vallende sterren en wensen voor een rustige nacht. Het blijft doodstil en ook de volgende ochtend komt niemand langs.
Intussen spotten we onze eerste toekans en met de warmte van de zon lijken de vlinders te groeien in aantal, omvang en kleurenpracht.
Uiteindelijk blijkt dat we zo’n 15 km van de weegbrug van het houtbedrijf stonden en daar begint schoorvoetend de bewoonde wereld. Met twee dingen is er hier iets vreemds: de kilometers op onze tellers zijn steevast korter dan die op de verkeersborden en uit de wegbeschrijvingen van de locals. En er schort ook wat aan het laden en leeglopen van de batterijen van onze electronica.
Bij een brug over een arroyo (beek) kunnen de kids spelen en nog eens spelen. Minstens twee doen zich aardig pijn aan een steen of glijden uit over de gravel, maar dat is intussen een dagelijks gebeuren, zowel bij de jongens als de meisjes. Josse laat nog eens een keer het bloed stevig opspatten, maar zo erg als de historie van Jerom en het bijl wordt het niet meer.
Indianen
Vanaf de Ruta (asfalt) liep de zandweg eerst doorheen een colonia. Dat is een kilometers lang lint van houten huisjes (chacra’s) met telkens braakliggende grond, kleinere en grotere veldjes maisstoppels of yerba mate en verspreid een blok met Eucalyptusbomen of dennenbomen. Een paar palmbomen, Palo Rosas of Araucarias herinneren aan het vroegere woud (hier dus selva of montes genoemd, niet bosque).
Om de kilometer of wat een kiosco met een geduldig wachtende dame, een rek levensmiddelen, ijslollies en frisdrank. Met iets grotere intervallen een kerkje, een schooltje of een voetbalpleintje.
Voorbij de colonia rijden we in halfopen bos met veel bamboe en dichte houtopslag. Hier is de eerste bomenkap al lang gepasseerd en zijn er bordjes van de huidige concessiehouder, een houtfirma die een deel van de resterende dikke bomen oogst.
Ten slotte het reservaat, waar inderdaad meer grote woudbomen staan met gevarieerde ondergroei, hier zijn na de eerste kap van de woudreuzen in de eerste helft van de 20ste eeuw geen houtkappers meer gepasseerd.
Het is lekker donker in onze daktent na onze tweede nacht in het woud. Deze koude winterochtend in Yatobi Biosfere Reserve is zó stil. Af en toe drupt wat condenswater op een oude golfplaat, een paard maakt zachte paardengeluiden en stoot af en toe tegen een ander stuk golfplaat en een enkele oerwoudvogel geeft bedeesd commentaar op het vroegste ochtendgloren. Het gastenhuis van het provinciale reservaat is hier verlaten en nog iets verder het woud in, langs de aarden weg wonen Guarani indios in een klein gehucht (een aldea, dat is nog een gradatie kleiner dan een colonia).
Een Guarani indio komt ons toegesneld vanuit de kant van het bos. Hij laat ons zijn huisdier zien. Het is een gevangen wild zwijn aan een koord dat een tam wild zwijn is geworden. Iets verder op zit er nog een in een hok. Ze leven hier met een tiental volwassenen en evenveel kindjes. We zien een echt primitief leven met hutjes uit leem en bamboestokken, kindjes zonder kleren aan, mama’s en honden die een zwaar leven hebben. Tinne koopt een mooie ketting van een vrouw die trots is dat ze 50 pesos durft te vragen. Johan schenkt twee broekjes die voor Josse te klein zijn zodat ook de kleinste niet in zijn blootje moet lopen. We nemen afscheid met de gedachte: ze bestaan nog echt, zelfs in een land als Argentinië.
Een eindje verder op is er nog een gemeenschap van een 30 tal gezinnen. Een lokale gids toont ons zijn aldea met een toeristenpad waar langs een val voor het vangen van een jaguar te zien is, de salto van het dorp. Na een steile afdaling volgt een frisse douche van een tiental meters hoog voor de vier j helden, tot groot jolijt van de dorpskinderen die het een beetje gek vonden om midden in de winter onder de waterval te gaan staan. We bezoeken ook even de school van het dorp. De meester knutselt de ophanging van zijn fiatje tijdens de middagpauze terug in elkaar met een bundel ijzerdraad: “we trekken hier onze plan”. Tijdens de wandeling worden we vergezeld door een 15 tal jonge kinderen die ons hartelijk groeten. De turnkunstjes van Jerom worden vrolijk nagedaan en Jerom volgt de kinderen via allerlei binnenwegen tot in alle hoeken van het gehucht. We kopen nog een aantal souveniertjes en vertrekken verder doorheen enkele colonias. We rijden nu immers omgekeerd het woud uit naar de asfaltweg.
De kinderen kijken zoals steeds erg uit naar de slaapplaats en of we er meerdere dagen zullen blijven. Er is vandaag sprake van “naar school gaan”, wat vooral de jongens ten zeerste verontrust.