We hebben onszelf en de jongens en meisjes ingesteld op een lange dag van aanschuiven, stilzitten en bang afwachten of de papieren in orde gaan komen. De eerste grenspost blijkt om de hoek van Puerto Iguazu te liggen, het aanschuiven gaat zo vlot dat we argwaan krijgen. Stempels gezet en doorrijden. Toch maar even navragen hoe dat met de auto’s zit. Een vriendelijke dame in uniform gaat het voor ons uitzoeken. Ze heeft slecht en goed nieuws. Het slechte is dat haar collega in Buenos Aires een uitbrander gaat krijgen: we hebben niet het juiste papier gekregen (wel voor ingevoerde bagage, niet voor een ingevoerd voertuig). Ons treft geen schuld, zegt ze, en het goede nieuws is dat we onmiddellijk door mogen over de zonovergoten grensroute.
De Brazilianen zijn nog vlotter, voor de zekerheid klampen we zowat elk geüniformeerd persoon op de vrijwel verlaten grenspost aan, maar we hebben geen enkel document nodig voor onze auto’s. Ook bij het verlaten van Brazilië een half uurtje later niks aan de hand. Over de brug in Paraguay verwijzen de douaniers ons wel naar een kantoortje. Een vriendelijke beambte laat ons tussen zijn middagmaal en tien zakken in beslag genomen groentes beide een formulier invullen voor 60 dagen toegang met voertuig. “Hebben de Brazilianen niks gegeven?” Nee, nochtans twee keer nagevraagd. “OK dan.” Een half uurtje later rijden we Cuidad del Este door.
Onze, intussen vaste referentie, de pompbediende, informeert ons over de wisselkoers van dollar naar Guarani. We zetten toch onmiddellijk koers naar de Waterval op de Monday (geen Engelse maandag, maar een Guarani woord, Mounda-ugh uit te spreken).
Ciudad del Este heeft een slechte naam in reisgidsen, maar eigenlijk zien we vooral ontelbare ijverige winkeliertjes, brommerwerkplaatsjes en ontspannen mensen die zondag met de familie vieren in hun voortuin. We maken meteen kennis met de Paraguyaanse bewegwijzering en treffen uiteindelijk in het voorstadje Presidente Franco de waterval. Het blijkt een volwaardig exemplaar dat in de rij in het waterfestival van Iguazu niet zou misstaan. Een klein provinciaal parkje errond met een smaakvolle cafetaria, wat uitkijkplatformen en gezinnen uit de buurt op zondagsuitstap. Een vijftal strak geüniformeerde agenten zorgen voor het veilige gevoel. Morgen zal blijken dat dit een brave, light versie van het blauw op straat is.
We hebben de hele camping voor ons, op een hondstrouwe hond na (misschien heeft het toetje dat Lieve en Tinne hem aanboden er wat mee te maken), die ons niet meer zal verlaten. De camping eigenaar komt hem met een stok verjagen en we horen in de verte hoe men hier zijn hond afranselt. Maar de volgende ochtend komt hij met een stuk losgerukte ketting rond zijn nek weer aandraven en nestelt zich onder een van de auto’s. Hij heeft intussen wel een sandaal van Marie half opgevreten.
De supermercado van Presidente Franco zou met gemak kunnen doorgaan voor het netste en meest uitgebreide filiaal van Carrefour. Guy registreert zich voor een SIMkaartje bij Personal, een van de concurrenten van Movistar, onder het toeziend oog van een bewaker met kogelvrije vest en riot gun. Terwijl ook op straat bij elke bank of apotheker een stevig manspersoon in uniform met mitrailleuse de wacht optrekt, wordt in één van de winkeltjes Maries sandaal vakkundig en met de glimlach hersteld.
Toch weer een heel ander land: met vuile straten, maar prachtige mensen en alle luxevoorzieningen die je je kan indenken. Een briljante regel is de 40 km per uur in de bebouwde kom en elke 100 m een steile bobbel in het asfalt. Het verkeer lijkt chaotisch en voetgangers hebben géén voorrang, maar alles geeft toch een veilige, beheerste indruk.
Het reisgezelschap -de negen- begint stilletjes aan tot rust te komen. We blijven een dagje langer plakken aan de Saltos de Monday en vertrekken dan naar het nabijgelegen huis van Bertoni. Een van de ontelbare Europese migranten in de 19de eeuw, ontpopte deze Zwitser zich tot landbouwkundige. Hij legde in een bocht van de rivier een arboretum en plantentuin annex weerstation aan. Vanop zijn drukpers in het hart van het Paranawoud , toen alleen bereikbaar per boot vanuit Argentinie, verspreide hij zijn inzichten. Zijn klimaatkalender moest pas recent herzien worden door de klimaatverandering en Coca Cola Green mag zijn erfgenamen copyright betalen voor de ontdekking van de zoetstof in Stevia.
Net als in Tervuren wordt het schitterende arboretum wel stilaan ingenomen door de inheemse bossoorten, waaronder Sanseveria, jawel onze gekende vensterbankdecoratie.
In het park leeft een Guarani gemeenschap, met ook een typische begraafplaats.
We maken ons middagmaal klaar naast de parktoegang, die in aanbouw is. Het uitpakken van al onze uitrusting is telkens een tikje genant als de Paraguayanen op een blok hout een stukje maispannenkoek knabbelen en ons vriendelijk maar wat meewarig observeren. De arbeiders zijn, zoals overal in Paraguay, een kwart van de tijd bezig met het kampvuurtje voor het maken van mate en het koken van een middagmaaltje. We krijgen maniok aangeboden.
We doorkruisen onafzienbare sojavelden. Het is winter, dus nu staan ze vol graan (“trio”, we veronderstellen triticale). De route blijkt voor een groot deel niet geasfalteerd en de avond valt snel. De dorpjes schurken zo dicht tegen de weg aan, dat we geen rustige kampplek langs de baan gaan vinden. Alle velden zijn afgebakend en de zandwegen horen telkens bij een estancia. Bij de tweede poging op zo’n erfweg hebben we geluk. De boerin en de boer zien het wel zitten en worden steeds enthousiaster over ons bezoek. We staan op een net boerenerf, ver van de baan af, helemaal op ons gemak. Familie en vrienden komen langs om ons te aanschouwen en met elk stuk kampeeruitrusting dat we bovenhalen stijgt de verbazing. We overtreffen onszelf met een touw over eettafels en daaran een batterij ledverlichting die elke lepel en vork doet blinken.
Tinne en Guy krijgen een heel sterk Dakota-gevoel.
Dit is Colonia Pindo, bij San Chrystobal. Het departement Alto Parana is stevig in handen van de agrocooperativas en Braziliaanse en Argentijnse grootgrondbezitters. Zo is het stadje Santa Rita langs Ruta 7 eigenlijk een Boomsesteenweg met showrooms van John Deere, Case, Claas, New Holland, Ford met allerlei tractoren, pikdorsers en sproeiinstallaties.
We zijn nu op zoek naar een schier onvindbaar nationaal park Caazapa, toch 16000 ha groot, dat is een pak groter dan ons enige nationaal park, de Hoge Kempen.
We rijden op een combinatie van gps (alle karrensporen zitten in die Garmin, maar er is geen hierarchie), aanwijzingen van de locals die ons pad (letterlijk) kruisen, de wegenkaart, kaartjes in de Bradt-gids van Paraguay, het landschap (bos of heel veel bos) en kompas. De locals die we tegenkomen wijzen je precies de weg… tot aan de eerstvolgende T-spliting. Als een grote truck inhoudt en aan ons de weg vraagt naar een moeilijk te verstaan gehucht, geven we het stilaan op.
Via de parkwachter van het park monumento Bertoni, kregen we gelukkig het mobiel nummer van de parkbeheerder (equivalent van een houtvester of regiobeheerder). Hij blijkt op terugweg van zijn gezin in Asuncion en treft ons in een onooglijk winkeltje van een Duitser in de onooglijk verlaten negorij Tito Fierpo, niet meer dan een zandweg met houten huisjes, een kraaknette Miami Vice politieman aan een zendmast en om de hoek een enorme sojasilo van Cargil.
Gelukkig worden we opgepikt door beheerder Mario Martinez. Hij is in burger want begint morgen net aan zijn schift van vier weken. We zwieren weer 15 km over landwegen achter zijn pickup. Deels dezelfde die we gekomen zijn naar Tito. Hij geeft een vijftal native Guarani een lift naar hun aldea. We rijden intussen zelfs van het Garmin wegennet af het woud in.
Plots valt onze frank: dit landschap is twintig jaar jong. Al deze wegen zijn bosexploitatiepaden, recent ontdaan van het omringende bos. Eenmaal een weg bestaat wordt die niet licht verlegd of afgeschaft. Dat stemt tot nadenken over het ontstaan van het wegenpatroon op het platteland in Vlaanderen en de rest van West-Europa. Het verklaart alvast hoe je hier vrolijk in kringetjes kan blijven rondrijden.
Samen met een guardaparque en nog drie bosarbeiders woont Martinez aan de rand van het park in een klein, maar vrij net militair aandoend gebouwencomplex.
Toffe mannen die boswachters die zeer blij zijn met ons bezoek. Hoewel de voorzieningen er zijn, komt hier geen mens op bezoek. Die middag en ook de volgende ochtend krijgen we rondleiding van de beheerder, ditmaal volledig in uniform. Hij is een rustig en aangenaam man, wel wat verbitterd over de totale desinteresse in natuur- en bosbescherming in zijn land. Typerend is dat de mensen in een welvarend stadje 20 km verderop niet eens weten dat hier een Nationaal Park ligt.
We trotseren de gortigste vliegjesaanval tot nu toe. Als er inderdaad 1 geldige reden is om het regenwoud te decimeren…
Ook hier wonen Nativos net buiten het park. Enkel een meisje van een jaar of tien en nog drie kleine kinderen zijn thuis. Het apenhoofdje aan de ingang van hun hutje intregeert ons wel. Martinez vertelt ons dat zo’n kopje zorgt voor een goede jacht. Ten slotte hangt men bij ons ook al eens een hertekop (je weet wel Kim en haar plankje) of een everzwijn aan de muur. Het park is ook afgebakend als hun leefgebied waar ze vrij mogen jagen, maar niet met vuurwapens. Ze eten alles wat ze vangen, ze worden rond hun twaalf uitgehuwelijkt en stichten dan een gezin op een andere plek, als er iemand sterft in het gezin dan verhuizen ze, er zijn scholen met opgeleide leerkrachten van hun eigen mensen, in de zomer komt er een mobiele dokter langs, een bevalling gebeurt thuis met een vroedvrouw. Zo’n dorp bezoeken geeft toch altijd een wrang gevoel. De blote kindjes met opgezwollen buik, het zien van het weinig dat ze hebben, de albino’s onder hen …
Verder naar het westen, verandert het landschap. De bodem is waarschijnlijk armer hier. Meer bosrestanten en vooral geen akkerland meer, maar koeien. De hoofdweg is totaal onderkomen, we durven de gammele bruggen over opdat er net een aftandse bus overrijdt die er wonderwel niet doorzakt. De dorpen ondergaan gelaten de wolken van stof. We picknicken in een brede grasberm. Korte onderbreking van de spelletjes op de ipod ipd of het luisterverhaal op de autoradio.