Chaco

We verlaten de school van Pa’i Puku en trekken verder de trans Chaco Highway op. Na een dertigtal kilometers komen we de driewieler van de lokale kruidenier terug tegen die vroeg in de ochtend langs de school tufte.  Het landschap van uitgedund palmbos, met daartussen koeien en nog is koeien is erg mooi.  Lang de kant van de weg-eigenlijk echt in de berm- wonen indigenos.  Als het land verkocht wordt, wordt tegelijkertijd deze mensen hun land verkocht.  Als ze de jungle dan plat beginnen rijden met bulldozers moeten deze mensen –zij staan niet geregistreerd als Paraguayanen en worden ook niet bij de bevolking gerekend- wijken en zetten ze hun hutjes van palm of plastic in niemandsland.  De berm van de weg dus.  Sommige van hen werken op de gigantische estancias, of overleven van wat handwerk of van wat ze kunnen vangen met valletjes of kunnen schieten.  Gigantische beestenwagens rijden af en aan langs de baan die na Posadas veranderd in kapotgereden asfalt met gigantische putten.  De trucks minderen voor niets vaart en slalommen langs de putten.  De rest van de auto’s –uitsluitend 4X4 pick ups- ruimen baan.  Het kost de trucks zoveel tijd om terug op te trekken en op snelheid te komen dat ze gewoon blijven doorrijden.  Later op de dirtroads waarlangs de estancias liggen veroorzaken ze echte inferno’s.  De gigantische stofwolk dwingt je als tegenligger stil te gaan staan langs de kant van de weg tot ze voorbij zijn.  Ze rijden meestal per twee of per drie wagens.  Het is niet zonder risico.  Als we na een paar uur dirtroad twee aan elkaar gekoppelde trucks zien passeren –lees truck, aanhanger, truck, aanhanger en nog veel meer stof als ze tegen 80 km/u langsrazen- zien we dat de tweede op zijn zij is beland.  40 kilometer verder rijden we langs de plaats van het ongeluk.  Het duurt even voor we de link kunnen leggen tussen de beschadigde vrachtwagen en het bloedbad dat onze adrenaline voor een half uurtje de hoogte in pompt.  Er liggen uiteengereten kadavers van een stuk of tien koeien. Halve beesten, afgerukte poten, afgerukte koppen, lappen vel en veel bloed.  Weer een beetje verder staan er verwilderde gestreste ontsnapte beesten langs de weg.  Als Guy de link legt tussen het bloedbad en de truck begrijpen we wat er gebeurd is.  De eerste seconden echter leek het zo wreed en angstaanjagend.  (vanuit de verte dacht Lieve, die het eerst alles gezien had, zelfs even aan mensen).

Maar zover waren we nog niet met ons verhaal.  De Chaco verandert als we een 200km voorbij de school zijn.  De palmen maken plaats voor loofbomen.  Hoe verder we vorderen, hoe doorniger alles wordt.  De cactussen worden stilletjes aan de hoogste ‘bomen’ en elke struik, boom of plant heeft vlijmscherpe doorns van soms gigantische afmetingen.  Na 450 km komen we aan in Filadelfia.  Dit slaperig stadje is één van de welvarendste van Paraguay.  De Menonieten die zich hier 87 jaar geleden gevestigd hebben vanuit Rusland, Duitsland en Canada hebben de beste stukken land uitgekozen en met een goede organisatie hadden ze al snel bloeiende vee en landbouwbedrijven op touw.  Recent heeft mond en klauwzeer de economie hier verlamd.  Niet zozeer de ziekte zelf, maar het verbod op export heeft de boeren parten gespeeld.  Daar Paraguay zelf geen kust heeft zijn ze voor alles van export afhankelijk.  De Argentijnse steaks die wij in België zo smakelijk verorberen kunnen net zo goed vanuit de Chaco naar Argentinië verkocht zijn om dan met een mooie Argentijnse stempel naar Europa uitgevoerd te worden.

Het is ijskoud sinds we in de school zijn aangekomen en nu is er nog een ijzige wind bijgekomen waardoor het vooruitzicht op kamperen niet zo leuk is.  Als we bij Fernando aankomen –een oud leerling van Pa’i Puku- weet hij dadelijk naar wie hij ons moet sturen.  Er heeft zich namelijk een Nederlander in Filadelfia gevestigd.  Hij laadt Guy in zijn auto en samen gaan ze hem zoeken.  Het duurt even want alles is hier tranquilo en ze moesten eerst nog bier gaan kopen.  De Hollander, Jan, heeft sinds een jaar een handel in landbouwmachines lopende.  Later op de avond komen we heel zijn verhaal te weten dat ons –na het verhaal van mevrouw Kristina en Pa’i Puku- weer een hele avond in de ban houdt.  Jan stelt voor om in zijn schuur te overnachten.  Uit de snijdende wind.   Onmiddellijk wordt alles aan de kant gezet.  Met echt Hollands –voor ons gemoedelijke Belgen licht overdreven- enthousiasme vervult Jan al onze wensen.  Hij neemt ons mee naar de beste supermarkt van de stad, breng ons bij een bevriend apotheek/dokterspraktijkje waar een keelontsteking bij de zieke Josse wordt vastgesteld.  We krijgen ineens antibiotica mee en nestelen ons daarna in Jan zijn behaaglijk warme bureau.  Hij toont ons zijn vrouw en pasgeboren kindje en verteld honderduit over zijn familie en kinderen in Nederland.  We bekijken het weerbericht op het internet. Het weer wordt snel beter.  Dit was de laatste koude dag.  De kans op regen is in ieder geval erg klein de volgende dagen daar dit het droogste seizoen is.

Als er wel regen zou vallen moeten we onze onderneming staken.  Bij regenweer veranderen de witte harde kleibanen in een oogwenk in ijspistes en modderpoelen. ’s Ochtends krijgen we nog een hoop advies mee waaronder de terechte aanmaning tot voorzichtigheid voor de veewagens.  We verlaten de trans Chaco Highway en beginnen we aan ons avontuur in de wildernis.  We nemen voldoende diesel, water, rijst, eten in blik, brood en cornflakes mee en beginnen moedig met twee uur verkeerd te rijden.  Jammer van de diesel.

Uiteindelijk komen we bij een bareel waar we opnieuw twee beestenwagens passeren en 20000 Guarani betalen om door te mogen.  Péage krijgt een nieuwe betekenis in ons bestaan.  We rijden opnieuw een uur of vier op de gravel/zand weg –we zullen de komende 800 km geen andere meer tegen komen- De familie Geudens  spot een prachtige kleine miereneter die vlak bij de weg zijn medewerking verleent aan een fotoshoot!  Helaas missen de Rutgeertsen deze schitterende rencontre daar de ze een defecte Toyota Landcruiser op gang proberen te helpen enkele kilometers verderop.

Een paar kilometer uit elkaar rijden is een must als je niet wil stikken in het stof van je voorganger.  Sinds Filadelfia is het stof overal.  Het kruipt overal waar je maar kan denken.   Elke pick up die hier rondrijdt heeft een snorkel gemonteerd en dat is hier geen luxe.  De auto’s zien ontzettend af op deze wegen.  Twee van de  rivetten van de Defender zijn carrosserie breken gewoon af, de bouten van de scharnieren, de wielmoeren, en de bevestiging van de dakren kunnen allemaal een beetje bijgedraaid worden en die van de scharnieren van de achterdeur lagen er bijna helemaal uit.  De Discovery maakt een rammelend geluid en we ontdekken dat zowel de voorste als de achterste stabilisator los geschokt is.

Hierbij ook een dikke merci aan Wouter Tybergien van Dessert Fox om al zijn gouden raad en de auto’s uit te rusten zoals het hoort.  www.dessertfox.be  Als we in België al het gevoel hadden dat het allemaal een beetje overdreven was, dan is het tegendeel hier bewezen.

We halen het begin van het officiële nationaal park niet en houden halt bij het laatste tankstation.  Opnieuw worden we ontzettend vriendelijk onthaald zoals in heel Paraguay en zetten we onze tenten op achter het tankstation.  Onze kinderen vinden een hertenpootje, het is weer eens iets anders dan een konijnenpootje.  ’s Nachts worden we licht gestoord door aanhoudend gestommel tegen hout en ijzer.  Het duurt even voor we door hebben dat het één van de veewagens is die bij het tankstation halt heeft gehouden.  Het zijn de koeien die onrustig in de wagen wachten tot de chauffeur zijn tocht naar de dood –het slachthuis in Asuncion- verder zet.

Na een uurtje rijden bereiken we ’s ochtends het begin van het nationaal park.  Defensores Del Chaco.  De naam refereert naar de geschifte dictator die 98% van de mannelijke bevolking en 90% van de vrouwelijke bevolking van Paraguay de dood in joeg.  –daarom woont er in Paraguay maar 7 miljoen mensen- Op deze plek werd hij uiteindelijk verslagen.  Het gekke is dat hij nog steeds als grote held wordt herdacht.

Op een grote stoffige zandvlakte staat een stevige wind die het geheel een barre uitstraling geeft.  Drie verlaten gebouwen en een afwezige parkwachter doen ons meer en meer begrijpen dat het Biosphere Reserve, dat vier gigantische nationale parken in Paraguay bundelt, een project is dat een paar jaar geleden met veel geld is opgestart en dat nu zo goed als uitgeblust is.  De verlaten parkwachters verblijven die we later tegenkomen en de bijna dichtgegroeide paden zullen later deze veronderstelling staven.  We volgen de piste die langs het park loopt.  Het aantal roofvogels blijft onwaarschijnlijk en we genieten van de rit.  We nemen de afslag die ons naar het midden van het park brengt waar opnieuw een verlaten verblijf staat en even verderop een ‘kampeerplaats’.

We brengen onze nacht door in de onmetelijke Chaco.  We doen een kleine nachtwandeling met de kinderen en proberen stil te zijn om dieren te zien.  Spannend, maar zonder resultaat, helaas.  Later op de nacht wandelen Johan en Guy zonder de kinderen de duister bosweg op en als we muisstil zijn worden we geconfronteerd met iets heel bijzonders.  De oorverdovende stilte.  Als we staan luisteren of we geen dieren horen beginnen onze oren ontzettend hard te suizen.  Het lijkt of onze oren een soort tegengeluid produceren tegen al het lawaai dat wij bijna continu rondom ons hebben.  Heel raar eigenlijk.  Een magistrale vallende ster licht de hemel op.  Tijd om te gaan slapen.

Als we in de ochtend de korte wandeling naar de top maken staan we oog in oog met een Kolibri die vlak voor onze neus even blijft hangen en dan als een flits verdwijnt.  Op de top zien we 360 graden schitterend woud.  Tijdens onze afwezigheid komt er een dier onze vuilzak pikken.  We proberen de betrapte rover nog te zien door muisstil in de auto’s te gaan zitten, maar we worden niet beloond voor al ons geduld.  We nemen na ons vertrek de afslag dwars door het park naast een bedroevende militaire post met vijf duffe soldaten.

20 graden zuiderbreedte:

Ken je dat? Na twee uur op de achterbank van je ouders auto loop je tussen de appartementen door de dijk op en daar ligt ze dan, de zee.

Stel je voor: ergens tussen hete doornstruiken bij een verlaten soldatenpost, waar de stilte je oren werkelijk doet suizen in je hoofd en het stof zo fijn is dat het niet eens knarst tussen je tanden, draai je rechtsaf. Toeval of niet, je zit pal op 20° zuiderbreedte. Van daar rijd je twee dagen rechtdoor. Niet zomaar rechtdoor, maar wel linea recta, pal rechtdoor, 90° oost op je kompas. Links en rechts schuren doorntakken en droog gras tegen de flanken van de auto, daarachter aan beide kanten een muur van droog, schier eindeloos doornenwoud waar een mens letterlijk aan de grond genageld zou worden en dan genadeloos verorberd door muggen, wespen en vliegen, alvorens de gieren de restanten zouden afkluiven tot een bleek takkenhoopje tussen de andere bleke dode takken.

Halverwege is er een enkel kruispunt, uiteraard met een andere weg pal noord-zuid: Agua Dulce. Het armzalige winkeltje in de noordoosthoek biedt het assortiment van een Vlaamse buurtwinkel uit 1910. En ondanks de veelbelovende naam wordt het levensnoodzakelijke vocht uit een vat aangevoerd water getapt, het is roestig van de algenbloei. En toch is deze verzameling houten planken en golfplaten een baken in de woestenij.  Er komt een man met een bidon aangestapt vanuit het zuiden, zijn vrachtwagen op weg naar een afgelegen Estancia, is zonder diesel gevallen twee kilometer terug. Drie landarbeiders stappen te voet naar het noorden met in blauwe plastic zakjes enkele kilo’s bloem en pasta.

250 km ratelende en botterende automechaniek verder knikt de weg – de locals spreken van Linea Una- naar het zuidoosten en gaat dan weer 100 km rechtdoor. Toch is er meer aan het stuurwiel gedraaid dan ooit, om de putten en verharde slijksporen te ontwijken. Ook al hebben poeltjes links en rechts, talrijke bruggetjes en stukjes moeras het al wat aangekondigd, de watervlakte van de rivier is overweldigend als we haar eindelijk bereiken.

De hoofdstraat van Bahia Negra -Zwarte Baai- is breed en wit: de klei op de grond, het gekalkte hekwerk van palmstammetjes en ook het stof. Bij het noordelijke uiteinde stopt de berijdbare wereld, daar begint de Pantanal. Verder kan alleen per motorboot over de rivier, tot waar Bolivie, Brazilie en Paraguay hun grenzen laten samenkomen in het eindeloze moeras.

We zien een eskader flamingo’s boven de drijvende eilanden van waterhyacinten in de Rio Paraguay langsvliegen met als achtergrond het licht van de dalende zon en  rookwolken boven de brandende Braziliaanse Pantanal.  We zullen drie dagen getuige zijn van een stadje dat als enige levensader een oude rivierboot heeft die slechts één keer per week langskomt.  Het hele dorp sluit zijn deuren om de boot welkom te heten.  We zijn nu heel dicht bij Gabriel Garcia Marques zijn ‘100 jaar eenzaamheid’.  De sfeer is onbeschrijfelijk.  Bij de indigena’s onmoeten we een Duitse Jehova getuige.  Alles wordt met 40 graden celcius overgoten.   Zinderend.

Na ons vertrek in Bahia Negra vatten we onze reis verder aan door het stof, we rijden naar Fuerte Olympo, een stad wordt er hier gezegd? Het landschap veranderd opnieuw.  Er staan terug meer palmen en overal langs de weg liggen waterpoelen waardoor er een onwaarschijnlijke densiteit aan vogels is.  We ontdekken er weer enkele nieuwe;  kleintjes die vuurrood zijn met zwart en hele grote-groter dan een stevige ooievaar en zwaarder gebouwd- met een spierwit lijf, een zwart hoofd en een knalrode nek.  Even ontstaat er paniek in de Defender die als laatste rijdt. Over de radio meldt Guy ons dat de plaatselijke bevolking hen niet wil doorlaten aan het bruggetje.  Van alles en nog wat gaat er door ons hoofd.  Zijn ze gewapend, zouden we een mes pakken, blijven we achter als back up of rijden we zo snel mogelijk naar Guy.  We rijden met een klein hartje en grote snelheid naar het bruggetje waar Marie met een grote glimlach staat en ons vertelt dat zij ze heeft weggejaagd en dat we door mogen…terwijl ze naar een stel koeien wijst in de berm.  Als we halverwege de afslag  naar Fuerto Olympo zijn pikken we twee lifters op –één in elke auto- die ons vertelt dat de naam van de reuze vogels in de plaatselijke indianentaal Djujujudu is en moet heel hard lachen wanneer we hem proberen na te zeggen. Ze rijden mee tot Fuerte Olympo.  Ze komen van een Estancia waar ze werken en gaan nu naar huis. Soms moeten ze een kwartiertje wachten op een lift soms de hele middag. Tranquilo.

Vanuit de verte ziet de stad er veelbelovend uit. Op de berg zien we de twee torens van de kathedraal maar eerst gaan we op zoek naar eten. In hotel AA zetten we de uitbaatster zowaar uit haar bed.  Siësta.  Ze haalt alles wat ze in huis heeft boven en mompelt een paar keer dat twee uur middags  een zeer vreemd uur is om te eten. Als we vertellen dat we van Bahia Negra komen met de auto en enkel nog maar ontbijt hebben gegeten, vindt ze het toch nog steeds een zeer vreemd uur.Ze is zeer vriendelijk maar blijkbaar niet van plan om helemaal wakker te worden. Voor we ons bestek neerleggen is de tafel als afgeruimd en de borden afgewassen. Ze vraagt waar we vandaan komen. Antwerpen? Bruxellas?  Belgica? Europa? Ja Europa kent ze.   We zijn Europeanen?  Jaja ver weg, verder weg dan Noord-Amerika.

Hierna gaan we op zoek naar de plaza major en de kathedraal. Deze kathedraal is mooi en heeft vooral een geweldig zicht over Brazilië aan de overkant van de rivier. Lam geslagen van de warmte, 35 graden, zoeken we naar het plein. Wat we vinden is een speeltuin in de drie kleuren van de vlag. De glijbaan in blauw, wit, rood. De schommel in blauw, wit, rood. De bankjes, de wipplank en zelfs de boomstammen tot op zeker hoogte in blauw, wit, rood.  In de plaatselijke kiosko vinden we alles behalve honing. We vragen of er hier ergens honing te koop is en ze verwijzen ons door naar de nabij gelegen indianen commune. Daar hebben ze nu echter geen honing, het is hier winter, dus geen bijen. Tja dat waren we met 35 graden weer even vergeten. Maar de mensen zijn zo ongelofelijk vriendelijk dat we vragen of we morgen nog eens langs mogen komen. Dat mag.  Ze zijn heel blij dat we ze komen bezoeken. Van waar komen we? België.  Dat kennen ze!

Onze idyllische kampplaats lang de rivieroever van de Rio Paraguay word bij schemering overvallen door duizenden muggen. We gaan een hopeloze strijd aan en proberen te koken en te eten, we verliezen en druipen na de afwas af en kruipen in onze tenten.  Zondag 1 september worden we gewekt door de kerk klokken en 15min later door het Ave Maria. Luidsprekers en een open lucht mis? We weten het niet maar we kunnen de hele mis mee volgen. Na een slechte nacht in een tent vergeven van de muggen, dansmuziek tot ver voorbij middernacht is dit niet wat we gehoopt hadden. Na het ontbijt trekken we naar het indianendorp. We worden vriendelijk ontvangen en  vragen van waar de klanken van deze morgen kwamen. De man wijst naar de kerk (heel mooi gebouw in licht blauw en roze) maar de mis kwam van de evangelische kerk en hij wijst naar de grote kerk van de Paraguayanen.  Na een hartelijk afscheid wandelen we verder door het dorp. We worden staande gehouden door een man die een kaarsrecht hek aan het zetten is samen met zijn vier zonen en dochter. Hij nodigt ons uit om even een praatje te maken en zijn huis te tonen. In zijn tuin staat een boom en een chakarala (een soort hoender dat meer op een fazant lijkt) Jerom de aap onder ons zat na twee tellen boven in de boom en Louis, zo heet hun chakarala, sprong hem achterna. Jerom kroop nog hoger en Louis nog hoger, blijkbaar wou Louis kost wat kost het hoogste zitten.  Zowel wij als de familie moesten hier hard om lachen.

De weg weg wachtte op ons en nadat Guy nog 30 liter diesel bijgetankt heeft bij het lokale ‘tankstation’ (een winkeltje met vaten Diesel) beginnen we te rijden. Plots word ons de weg afgesneden door een grote pick-up. Hieruit stapt een grote man. Hij vroeg ons in vlot Vlaams of we Belgen zijn.  De jonge gast werkt hier mee aan een project om de bodem te verbeteren, herbebossing op te starten en op termijn grondstoffen voor biodiesel te produceren.  Het Belgische project is interessant en een kolfje naar Guy zijn hand.  We vertrekken terug. Stof, stof, vogels, vogels, en sinds lang een zonnende kaaiman. Plots zien we een roofvogel een poging doen om met zijn prooi –een slang van een kleine twee meter- op te stijgen maar deze is te zwaar en hij laat hem vallen.  Gewapend met stok, meter en fototoestel gaan we een kijkje nemen. Ze is niet dood maar gewond. We zijn  toch wel behoorlijk onder de indruk en durven hem niet te meten.  We laten het over aan de roofvogel om de slang verder naar de slangenhemel te sturen en rijden verder. Na een paar kilometer rijdt de disco een eerste platte band maar deze wordt op een kwartiertje vervagen. Het is zo warm en windstil dat het stof niet meer gaat liggen. De veewagens doemen van uit het niets op en zorgen voor nog meer stof. We houden het voor bekeken bij een kleine politie post. De commissaris wil ons zeker een plekje geven en een praatje maken maar moet eerst even voor het donker wordt zijn plantjes water geven. Maniok en sla…  Opnieuw worden we omgeven door vuurvliegjes die alles weer een wonderbaarlijk sfeertje geven.

Om half drie ’s nachts, wanneer het nog steeds warm is, zien we bliksemflitsen aan de horizon. Omdat we op een gigantisch open veld staan met op honderd meter van ons een kapot gebliksemde boom kruipen we uit de tent om te kijken wat het onweer gaat doen. Het komt langzaam dichterbij. Na een half uurtje besluiten we om de auto om te toveren tot slaapkamer en maken we Guy en Tinne wakker. Ze kruipen eveneens uit hun tent een besluiten ook om in de auto te slapen.  Gewapend met lakens en knuffels zetten we de nacht verder in de auto’s.  Het valt mee, na een klein onweertje is het om half vijf voorbij en zien we de bliksems verdwijnen aan de horizon. We gaan terug in de tent en zijn verwonderd over zoveel gerommel en zo weinig regen.

Maandag 2 september, het is zover, “de eerste schooldag” Na het ontbijt beginnen we er aan. Iedereen is super gemotiveerd voor het nieuwe schooljaar. We zoeken een plekje in de schaduw en beginnen aan twee uur les. Ons tempo van reizen zullen we vanaf nu moeten aanpassen. Na de les vertrekken we naar Brazilië. Onderweg ontdekken we waar het onweer echt is overgetrokken, we zaten blijkbaar op de rand want vandaag geen stof maar slijk. Onze mannen zijn zo gelukkig.

een reactie

  1. Hoi,
    Superspannende verhalen!! Tof om te lezen! Geniet van het avontuur! Els coene

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s