Alerce blijkt Spaans voor Lork. Maar hier in de Patagonische Andes groeit een zeldzame boomsoort met deze naam, die veel meer weg heeft van een bijzondere Ceder. Er zijn hier bossen met bomen van 2500 jaar oud en in Chili zou een boom van 4000 jaar oud staan. Wij geraken te voet tot aan een exemplaar van 800, maar zijn vooral onder de indruk van het majestueuze Nothofagus bos.
Er hangt een vreemde sfeer in het park. Twee uitzonderlijke gebeurtenissen vallen samen. Om de 40 jaar sterft de ondergroei van bamboe in het bos massaal af na gebloeid te hebben en om de 70 jaar zet er een inheems grasje zo massaal zaad, dat de populatie van een bepaalde muizensoort explodeert tot plaatselijk proporties van de vloek over het oude Egypte. Net als in Europa draagt een klein deel van die muizen het gevaarlijke Hantavirus. Het risico vermenigvuldigt zich dan ook samen met de muizen. Men neemt dus strenge voorzorgsmaatregelen, zoals het sluiten van de meeste wandelpaden, het zetten van beschermingsstroken rond gebouwen en parkings. Er blijken maar twee campings open, waarvan er maar een ons wil ontvangen met onze daktenten: er zouden immers muizen onder de motorkap kunnen kruipen.
In het park liggen prachtige meren, waarover een koude en wel erg onstuimige wind blaast. Die wind veegt naast takhout ook talloze muizenlijkjes op de strandjes. Een gids vertelt ons dat de volgevreten muizen gaan drinken op de oevers en dan van pure vadzigheid vooroversukkelen en verdrinken. De kans op infectie met het virus blijkt in de open ruimte met veel licht en lucht niet bijzonder groot, maar het is toch wel erg wansmakelijk en als de enig nog mogelijke kampeerplek aan zo’n meeroever blijkt te liggen, besluiten we op te krassen.
We vinden niet direct een camping, maar gaan op aandringen van Tinne wel snuffelen bij de voormalige woonplaats van het mythische Amerikaanse western gangsterduo Butch Cassidy en the Sundance Kid, een beetje ten noorden van het nationaal park. De eigenaar van de grond met de gerestaureerde houten cabanes daagt op in pickup en gauchoklederdracht en met een stel honden. Johan vraagt moedig of we mogen kamperen en ja hoor, even later brandt er een excellent houtvuurtje naast onze fel bewonderde daktenten. Twee honden doen zich te goed aan een dood schaap, terwijl de hond van de lokale politiepost postvat bij ons. Hij vangt wel een paar kruimels van ons fijne maaltje, maar die zijn uiteraard op groenten en brood gebaseerd.
Onze gastheer verwijst ons naar een lokale leerbewerker in het gezapige dorpje Cholila en de volgende dag kopen en bestellen we handgemaakte Gaucho laarzen voor Josse, Jakob en Guy. Sinds een week later, toen we ze ophaalden, heeft Josse geen ander schoeisel meer gedragen.