Gkes /Bolivië
In een glanzend schone auto pakken we het pas aangelegde asfalt tussen Uyuni en Potosì aan. We draaien terug bij een absurd tafereel: twee knalroze, oude bussen staan in de berm en een dertigtal bleekscheten staat banken en tafels op te stellen voor een avondmaal tussen quinoaveldjes. Het is een knotsgek Zweeds gezelschap. Ze hebben zelfs daktenten bovenop de bussen!
Net op die plek sloft een jonge, vreemde Boliviaanse met schouderzak en wat dekens langs de witte zijlijn van de baan voorbij, zonder de minste aandrang tot liften. We vragen of ze nog ver moet? Nee hoor, naar Owewo. Dat zou dan wel het volgende dorp zijn en we nemen haar mee. We rijden verder door de donkere avond omdat de weg excellent is met reflectoren en vangrails en verkeersborden. Na een tijdje begint de vrouw in een vreemde taal (Quecha?) te ratelen. Als we vragen of we bij het volgend dorp moeten stoppen, zegt ze alleen dat we er nog niet zijn. Uiteindelijk stapt ze zonder een woord uit bij een busstopplek in Potosì. Ze was dus te voet op weg naar Oruro, een stad zo’n slordige 400 km verder?
De laatste kilometers naar ons hotelletje in Potosì blijken een veel grotere inspanning dan de voorbije 150 km nachtelijke bochten vanuit Uyuni. Een of andere geschifte Spaanse kolonist heeft op een bergwand op 4000 m een stad in onvolledig dambordpatroon uitgebouwd en het huidige stadsbestuur heeft de straatnaambordjes in donkerbruin met dofgrijze letters gekozen. Een oriëntatieloopwedstrijd is er niks tegen.
Zelfs in veldversnelling kruipen we nauwelijks tegen de zot steile straten omhoog. De bestuurders van de onvermijdelijke Nissan Civilian microbusjes en Toyota Corolla taxi’s martelen hun motoren en koppelingen als waren het ossen waar ze de zweep over sloegen. Maar de bewoners (40000 mijnwerkers en hun gezinnen) zijn zo gewend aan smerige mijndampen en eindeloos bergstof, dat ze onverstoord door de schaduwen stappen, die de zwarte uitlaatgaswolken op de smalle stoepen werpen onder een stralende en blauwe hemel.
Potosì valt onder de categorie “Brugge”: ooit de rijkste stad ter wereld en later economisch gekrompen tot dorpsformaat, waardoor de binnenstad vrijwel integraal bewaard bleef in zijn 18de eeuwse vorm met kerken en particierswoningen, tot aan een revival als normale provinciestad in de 20ste eeuw. Het hooggebergteklimaat werkt ook als een grote vriesdroger, zodat houten constructies (en opgebaarde lijken trouwens ook) voor eeuwig en een dag intact blijven.
Onderweg naar Sucre stoppen we met open mond bij een volgend absurdistisch tafereel. Een groepje Bolivianen staat enthousiast een reidans te stampen op een godverlaten stuk spoorweg. Er is ook een cameraman bij. Ze vragen aan Tinne en Lena om zich te vervoegen bij het dansen. Met volle overgave blijven ze doorgaan. Het enige wat we te weten komen van de prettig gestoorde bende, is dat ze van Potosì zijn.
De volgende dagen zullen we nog veel dansend geweld aanschouwen.
Hey, de Zweedse pink bus zijn wij ook tegen gekomen in West-Afrika!!!