Welkom in Colombia ! (Gkes)

Een beetje met een bang hart vertrekken we naar Columbia. Aan de grens verloopt alles vlot tot dat een douanierster van de immigratiedienst merkt dat er bij het geboortejaar van Marie niet 2003 maar 2013 staat geschreven. De mevrouw is streng, jullie moeten terug naar Quito voor een nieuw paspoort. Als we de ereconsul van België in Ecuador op het matje hierover roepen over de telefoon, dan antwoordt hij simpel, geef wat geld onder tafel, dan komt dat wel in orde. Maar niets is minder waar, geen doorkomen aan. Daar staan we in niemandsland tussen twee landen. Maar we hebben daar al ooit onze VW bus een week aan het leger toevertrouwd (tussen Libanon en Syrië), werden er zelf ooit omgekocht (sic) door de douanecommissaris (tussen Syrië en Turkije) en kregen een weigering om een verkeersboete af te mogen betalen (tussen Turkije en Bulgarije). Tinne merkt slim op dat de desbetreffende, strenge dame haar middagpauze neemt. Guy neemt onze meisjes mee naar een ander loket en een vriendelijke man is zich van geen kwaad bewust, tikt 1 mei 2013 in de computer in en zet een stempel in Marie’s paspoort: welkom in Colombia!
De eerste kilometers lijkt de Sierra (zoals het Andesgebergte hier heet) ook in dit land op het vermoeide, ontboste en door veel te veel koeien uitgeteerde landschap dat Ecuador kenmerkte. Maar we zien steeds meer stukken met inheemse bomen (in plaats van de eeuwige Eucalyptus), houtkanten en prachtige oude huizen met houten pilaren, witte pleistermuren en bemoste Spaanse dakpannen.
In de stad Pasto lijkt het of we terugkeerden in een van de ontelbare Peruviaanse stadjes langs de Panamericana of zelfs in een provinciestadje in Bolivië. Maar in de volgende stad, Popayan, is het raak: het oude historische centrum is nog meer intact dan dat van bijvoorbeeld Sucre. Dit is weerom een soort Brugge. Toen de autowegen en spoorwegen aangelegd werden, verschrompelde deze provinciehoofdstad aan een belangrijke rivier tot een dorp. Alle, maar dan ook alle gebouwen, hebben de traditionele witte muren en Spaanse pannendaken. Allemaal werden ze ook heropgebouwd na de verwoestende aardbeving in de jaren 1980.
We kijken al een beetje vreemd op als mensen de weg wijzen langs de “Grote Markt”, de Plaza de Armas. Ze noemen die raar genoeg, el Parque. En inderdaad, het hoofdplein is het mooiste dat we ooit zagen. Het blijkt een vierkant stukje authentiek parkbos, omringd door de pure eenvoud van simpele vlakke stoeptegels en witte, lage gevels. Er zijn zelfs geen uithangborden of winkeletalages. Sobere, zilveren belettering op het pleisterwerk is het enige wat de banken en winkels onderscheidt. Maar het allersterkste is het rustige, maar levendige gaan en komen van talloze mensen. Van ’s ochtends tot lang na het invallen van het duister zitten mensen op de banken, verzamelt de fietsbond zich, is er Capuera les, snuistert men in boekenstalletjes –ook deze zijn erg stijlvol- of koopt men snacks zoals empanadas in de lokale frituur.
Hadden we het maar gehouden bij de lokale specialiteit, empanadas de pipian! Een bezoek aan een middelmatig en overgeprijsd Mexicaans restaurant heeft rampzalige effecten. De ganse nacht wordt besteed aan het ledigen van het stevig geïnfecteerde verteringsstelsel van drie van onze gezinsleden. De volgende dag wordt een dag van herstellen. Tinne trekt ons alsnog de stad in om van de schitterende cafécultuur te genieten en de volgende dagen in de streek goed voor te bereiden op het kantoor van een touroperator.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s